'Nou, we gaan eens even naar je ogen kijken', zegt ze na het kruisverhoor. Ze laat me allerhande trucjes doen en komt tot de conclusie dat er niks te zien is. Ik zeg dat de ontsteking niet in het midden van mijn oog zit, maar onder mijn ooglid, waar ze nog niet heeft gekeken. Ze duwt mijn onderste ooglid opzij en tuurt aandachtig. 'Nou, ik zie helemaal niets roods..' Ze doet zo haar best dat ik bijna niet durf te zeggen dat het niet mijn onderste, maar mijn bovenste ooglid is. Ik doe het toch maar. Ze pakt er nog wat apparatuur bij en probeert wat knopjes terwijl ik haar hoor mompelen ' Gut hoe werkt dit..nu is ie aan, nee uit...hoe doe ik dit ook alweer aan...niet zo, nee zo..'. Er gaat ergens een lampje aan wat denk ik goed is, want ik hoor een zucht van opluchting. Ze komt vervolgens zo dicht bij mijn oog kijken dat ik geen adem meer durf te halen.
Vertwijfeld zegt ze dat ze toch even DE arts erbij moet halen. Samen kijken ze door de microscoop naar mijn ogen. De arts wijst haar op enkele onrustige cellen, en de co-assistente knikt bevestigend 'Maar wel klein, toch?'. 'ALLES in het oog is klein', doet de arts haar vraag af. Ze houdt wijselijk haar mond. Eindelijk het verlossende woord: in mijn oog blijkt een virus, niks aan te doen en het kan weken of maanden duren. Eenmaal klaar schud ik de co-assitent haar hand en voel een verbintenis tussen ons. Feitelijk zijn we toch hetzelfde: een paar weken afzien, met iets beters in ZICHT!